1) de weg opgaan - afgaan a) invoegen - uitvoegen b) er zijn gewonden gevallen/er zijn mensen gewond geraakt c) oversteken d) de getuige 2) op een andere rijbaan gaan rijden a) de getuige b) oversteken c) van rijstrook wisselen d) er zijn mensen verongelukt; er zijn doden gevallen 3) voor een andere auto gaan rijden a) het ongeluk b) inhalen c) de omstanders d) voorsorteren 4) alvast op de goede plaats gaan staan a) de omstanders b) voorrang hebben/geven c) voorsorteren d) de aanrijding, de botsing 5) naar de andere kant van de straat gaan a) oversteken b) de aanrijding, de botsing c) voorsorteren d) invoegen - uitvoegen 6) laten weten welke kant je opgaat a) inhalen b) richting aangeven c) er zijn gewonden gevallen/er zijn mensen gewond geraakt d) van rijstrook wisselen 7) eerst mogen gaan; iemand voor laten gaan a) de aanrijding, de botsing b) voorrang hebben/geven c) voorsorteren d) de omstanders 8) twee vervoersmiddelen die elkaar raken a) de aanrijding, de botsing b) de getuige c) inhalen d) naar rechts/links gaan; afslaan 9) mensen zijn overleden a) oversteken b) invoegen - uitvoegen c) er zijn mensen verongelukt; er zijn doden gevallen d) naar rechts/links gaan; afslaan 10) iemand die heeft gezien wat er is gebeurd a) de getuige b) richting aangeven c) er zijn mensen verongelukt; er zijn doden gevallen d) inhalen 11) mensen die komen kijken naar een ongeluk a) voorrang hebben/geven b) de getuige c) de omstanders d) van rijstrook wisselen

Tauler de classificació

Estil visual

Opcions

Canvia de fonament

Restaurar desada automàtica: ?