1) Ik ... ziek. a) ben b) bent c) is d) zijn 2) Ik ... klein. a) ben b) bent c) is d) zijn 3) Ik ... de docent. a) ben b) bent c) is d) zijn 4) Jij ... een man. a) ben b) bent c) is d) zijn 5) Jij ... lief. a) ben b) bent c) is d) zijn 6) Jij ... groot. a) ben b) bent c) is d) zijn 7) ... jij Sara? a) ben b) bent c) is d) zijn 8) ... jij ziek? a) ben b) bent c) is d) zijn 9) ... jij op school? a) ben b) bent c) is d) zijn 10) U ... mevrouw Smit. a) ben b) bent c) is d) zijn 11) U ... de docent. a) ben b) bent c) is d) zijn 12) U ... aardig. a) ben b) bent c) is d) zijn 13) Hij ... een man. a) ben b) bent c) is d) zijn 14) Hij ... de docent. a) ben b) bent c) is d) zijn 15) Hij ... groot. a) ben b) bent c) is d) zijn 16) Zij ... Sara. a) ben b) bent c) is d) zijn 17) Zij ... een kind. a) ben b) bent c) is d) zijn 18) Zij ... een vrouw. a) ben b) bent c) is d) zijn 19) Het ... koud. a) ben b) bent c) is d) zijn 20) Het ... goed. a) ben b) bent c) is d) zijn 21) Het ... fout. a) ben b) bent c) is d) zijn 22) Wij ... cursisten. a) ben b) bent c) is d) zijn 23) Wij ... kinderen. a) ben b) bent c) is d) zijn 24) Wij ... op school. a) ben b) bent c) is d) zijn 25) Jullie ... laat. a) ben b) bent c) is d) zijn 26) Jullie ... aardig. a) ben b) bent c) is d) zijn 27) Jullie ... in huis. a) ben b) bent c) is d) zijn 28) Zij ... 10 docenten. a) ben b) bent c) is d) zijn 29) Zij ... kinderen. a) ben b) bent c) is d) zijn 30) Zij ... mannen. a) ben b) bent c) is d) zijn

Tauler de classificació

Estil visual

Opcions

Canvia de fonament

Restaurar desada automàtica: ?