1) De thee zit ... het glas. a) op b) onder c) achter d) in e) voor f) boven 2) De vrouw staat ... de douche. a) boven b) onder c) op d) voor e) achter f) naast 3) De jongen zit ... de fiets. a) achter b) voor c) in d) op e) naast f) boven 4) De broer staat ... zijn zus. a) naast b) voor c) achter d) boven e) onder f) op 5) De vrouw zit ... de bank. a) naast b) in c) boven d) op e) achter f) voor 6) Het meisje staat ... de boom. a) achter b) voor c) naast d) in e) onder f) op 7) De auto staat ... het huis. a) naast b) boven c) onder d) op e) in f) voor 8) De beker staat ... het aanrecht. a) naast b) boven c) op d) onder e) achter f) voor 9) De vrouw zit ... de computer. a) naast b) voor c) achter d) op e) in f) boven 10) De sleutels liggen ... tafel. a) in b) voor c) tussen d) op e) onder f) naast 11) De man ligt ... de auto. a) onder b) naast c) boven d) voor e) op f) achter 12) Er staat een gele tulp ..... de rode tulpen. a) achter b) boven c) in d) tussen e) op f) onder

Plaats beschrijven (voorzetsels)

Tauler de classificació

Estil visual

Opcions

Canvia de fonament

Restaurar desada automàtica: ?