Regular verbs in Dutch : werken, lachen, proberen, bellen, antwoorden, bestellen, betalen, koken, huren, Irregular verbs: zijn, drinken, doen, gaan, hebben, slapen, zitten, staan, lopen,

Regular or irregular verb?

Tauler de classificació

Estil visual

Opcions

Canvia de fonament

Restaurar desada automàtica: ?