1) de of het? a) de auto b) het auto 2) de of het? a) de boek b) het boek 3) de of het? a) de brood b) het brood 4) de of het? a) de fiets b) het fiets 5) de of het? a) de hond b) het hond 6) de of het? a) de huis b) het huis 7) de of het? a) de kat b) het kat 8) de of het? a) de kind b) het kind 9) de of het? a) de man b) het man 10) de of het? a) de melk b) het melk 11) de of het? a) de pen b) het pen 12) de of het? a) de schoen b) het schoen 13) de of het? a) de stoel b) het stoel 14) de of het? a) de tafel b) het tafel 15) de of het? a) de tas b) het tas 16) de of het? a) de vrouw b) het vrouw

H1 B2 Nederlands Nu

Leaderboard

Visual style

Mga Option

I-switch ang template

I-restore ang gi-autosave: ?