1) Ik ... een glas water. a) eet b) drinkt c) drink 2) Koen ... de datum. a) komt b) schrijft c) luistert 3) Je ... op school. a) bent b) is c) gaat 4) Adam ... veel. a) reis b) reizt c) reist 5) Rita ... haar les. a) ken b) kent c) kennt 6) We ... een boek. a) lezen b) heben c) speelen 7) ... jullie thuis? a) Zitten b) Blijven c) Doen 8) ... je een wagen? a) Koop b) Ben c) Leer 9) De aap ... in Afrika. a) leef b) leev c) leeft 10) De arbeider ... in zijn garage. a) werkt b) weerkt c) slaapt

De O.T.T.

Leaderboard

Visual style

Mga Option

I-switch ang template

I-restore ang gi-autosave: ?