1) beginnen a) hebben gekund b) hebben gekregen c) hebben gekocht d) zijn gekomen e) zijn geweest f) zijn begonnen 2) begrijpen a) hebben begrepen b) zijn gekomen c) hebben gekocht d) hebben gekregen e) hebben gekookt f) hebben gekund 3) betalen a) hebben gekeken b) hebben betaald c) hebben gekund d) hebben gehouden e) zijn gekomen f) hebben gekregen 4) blijven a) hebben gekeken b) zijn geweest c) hebben gekregen d) hebben gehoord e) hebben gekund f) zijn gebleven 5) brengen a) hebben gebracht b) zijn gekomen c) hebben gekocht d) hebben gehad e) zijn geworden f) hebben gekeken 6) denken a) zijn gekomen b) hebben gegeten c) hebben gekocht d) hebben gegeven e) hebben gekookt f) hebben gedacht 7) doen a) hebben gegeven b) hebben gedaan c) hebben gekookt d) zijn gegaan e) hebben gedronken f) zijn gekomen 8) drinken a) hebben gehoord b) zijn gegaan c) hebben gedronken d) hebben begrepen e) hebben gehad f) hebben gebracht 9) eten a) hebben gegeven b) zijn gegaan c) hebben begrepen d) hebben betaald e) hebben gegeten f) hebben gedronken 10) gaan a) zijn gegaan b) hebben gebracht c) zijn begonnen d) hebben begrepen e) hebben gedronken f) zijn geweest 11) geven a) zijn begonnen b) hebben gegeven c) hebben begrepen d) zijn geworden e) hebben gekeken f) hebben gebracht 12) hebben a) zijn gebleven b) zijn begonnen c) hebben gedronken d) hebben gehad e) hebben gehouden f) hebben gedacht 13) horen a) hebben gehouden b) zijn gebleven c) hebben gehoord d) zijn geworden e) zijn gekomen f) hebben gebracht 14) zijn a) zijn gekomen b) zijn geweest c) hebben gekund d) hebben gedacht e) zijn gebleven f) hebben gehouden 15) worden a) hebben gedacht b) zijn gekomen c) zijn gebleven d) zijn geworden e) hebben gekund f) hebben gehad

Perfectum onregelmatig 1 t/m 15

Edetabel

Visuaalne stiil

Valikud

Vaheta malli

Kas taastada automaatselt salvestatud ?