Ik heb een pen. Het is ____ pen. Jij hebt een fiets. Het is ____ fiets. Zij hebben een huis. Het is ____ huis. Wij hebben een auto. Het is ____ auto. Zij heeft een GSM. Het is ____ GSM. Jullie hebben een leraar. Het is ____ leraar. U heeft een boek. Het is ____ boek. Hij heeft een tas. Het is ____ tas.

CBE BOW Bezittelijke voornaamwoorden

looja

Edetabel

Visuaalne stiil

Valikud

Vaheta malli

Kas taastada automaatselt salvestatud ?