le lapin - het konijn, le chat - de kat, le hamster - de hamster, l'oiseau - de vogel, la poule - de kip, la vache - de koe, l'animal de compagnie - het huisdier, le frère jumeau - de tweelingbroer, la soeur jumelle - de tweelingzus, prendre - nemen, choisir - kiezen, dormir - slapen, exister - bestaan, beau, belle - mooi, actif, active - actief, adorable - schattig, heureusement - gelukkig, sinon - anders, parce que - omdat, quelle horreur - (wat) vreselijk, Tu as un animal? - Heb jij een dier?, Oui, j'ai un chien et un poisson. - Ja, Ik heb een hond en een vis., Il est très vieux. - Hij is erg oud., Elle est sympa? - Is zij aardig?, Non, elle est casse-pied. - Nee, zij is vervelend.,

H2 GL ch2 B

Edetabel

Visuaalne stiil

Valikud

Vaheta malli

Kas taastada automaatselt salvestatud ?