1) Mijn vriend heeft twee ... (broer) a) broer b) broers c) broeren d) broer's 2) Ik schrijf ... (brief) a) briefs b) brief's c) briefen d) brieven 3) In mijn klas zitten tien ... (jongen) a) jongens b) jongen's c) jongen d) jongenen 4) In deze straat staan grote ... (boom) a) booms b) boomen c) bomen d) bommen 5) Heb jij nog nieuwe ... ? (foto) a) fotoos b) fotto's c) fotoen d) foto's 6) Ik ken twee leuke ... (meisje) a) meisjen b) meisje's c) meisjes 7) Mijn broer heeft veel ... (plaat) a) plaaten b) platen c) platten d) plaats 8) Zijn er nog .... vrij? (plaats) a) plaat b) plaatssen c) platsen d) plaatsen 9) Jullie kunnen tekenen met deze ... (potlood) a) potloden b) potlooden c) potlodden d) potloods 10) Zij maakt verre ... (reis) a) reisen b) reizen c) reissen d) reis 11) In de klas liggen vier ... (bal) a) balen b) ballen c) baalen d) baallen 12) Ik houd van ... (roos) a) roosen b) roozen c) rozen d) rosen 13) De student heeft twee ... (agenda) a) agendas b) agendaas c) agendaen d) agenda's 14) In het lokaal staan stoelen en ... (tafel) a) tafels b) tafel's c) tafelen 15) Jullie krijgen ... (pen) a) pens b) peenen c) pennen d) penen

Pluralis - spelling 3

Classement

Style visuel

Options

Changer de modèle

Restauration auto-sauvegardé :  ?