1) Ik heb een fiets. Het is ...... fiets. a) mij b) mijn c) ik 2) Wij hebben een nieuwe auto. Het is ....... auto. a) wij b) onze c) ons 3) Jij hebt een kat. Het is ..... kat. a) jij b) jou c) jouw 4) U heeft een lieve hond. Het is .... hond. a) u b) uw c) jou 5) Zij hebben een nieuw huis gekocht. Het is ..... huis. a) haar b) hen c) hun 6) Jullie hebben een mooie keuken. Het is ..... keuken. a) onze b) ons c) jullie 7) Jij hebt een dikke winterjas. Het is .... jas. a) jouw b) jou c) jij 8) U hebt een lieve dochter. Het is ...... dochter. a) u b) uw c) uuw 9) Hij heeft een schrift. Het is ...... schrift. a) jouw b) haar c) zijn 10) Zij heeft een nieuwe tas. Het is ..... tas. a) haar b) hun c) zijn

Bezittelijke voornaamwoorden A1

Classement

Style visuel

Options

Changer de modèle

Restauration auto-sauvegardé :  ?