1) Naar beneden gaan. a) versteend b) afdalen c) het straatniveau d) grondig 2) De verdieping die precies gelijk ligt met de straat. a) de begane grond b) het riool c) de dassenburcht d) de steenkool 3) Een grote bak om goederen of afval in te vervoeren. a) de container b) lozen c) overlopen d) het fossiel 4) Een hol van een das, een zoogdier met een zwart-witte streep. a) de begane grond b) de dassenburcht c) het riool d) afdalen 5) Stof die uit de grond wordt gegraven om er iets van te maken. a) het riool b) onderaards c) de delfstof d) het grondwater 6) Uit de grond halen door het op te graven. a) de smurrie b) delven c) de steenkool d) de archeoloog 7) Wat je aan de binnenkant ziet als je iets doormidden snijdt. a) de begane grond b) de delfstof c) de doorsnede d) het straatniveau 8) Een kostbaar metaal, zoals goud en zilver. a) de archeoloog b) de doorsnede c) het edelmetaal d) verontreinigd 9) Een aantal gangen dat met elkaar is verbonden. a) de delfstof b) muf c) het gangenstelsel d) delven 10) Het water uit de bodem. a) het grondwater b) het fossiel c) de steenkool d) de drek 11) Een soort lage kelder onder een huis. a) de mijn b) opgraven c) de kruipruimte d) onderaards 12) Eén of meer gangen diep onder de grond waar steenkool of een andere delfstof wordt opgegraven. a) het edelmetaal b) de schacht c) de mijn d) lozen 13) Iemand die in een mijn werkt, diep onder de grond. a) grondig b) de mijnwerker c) de beerput d) de begane grond 14) Onder de grond. a) grondig b) het souterrain c) versteend d) onderaards 15) De metro, een soort trein onder de grond. a) het gangenstelsel b) delven c) de ondergrondse d) het fossiel 16) Uit de grond graven. a) het straatniveau b) opgraven c) overtollig d) onderaards 17) Een gegraven gang die recht naar beneden de grond in gaat. a) het gangenstelsel b) de schacht c) onderaards d) muf 18) Een verdieping onder de grond. a) de smurrie b) het souterrain c) lozen d) het riool 19) Een zwarte stof die diep onder de grond zit. Steenkool wordt gebruikt als brandstof. Steenkool bestaat uit planten die heel lang in de grond op elkaar geperst hebben gelegen. a) de delfstof b) overlopen c) het fossiel d) de steenkool 20) Een uitgang om te vluchten als er een ramp is. a) het souterrain b) de kruipruimte c) de vluchtroute d) opgraven 21) Gebruikt water dat niet meer nodig is. a) het afvalwater b) het gangenstelsel c) de dassenburcht d) opgraven 22) Een buis of pijp waar het water door naar het riool stroomt. a) de afvoer b) de doorsnede c) overtollig d) het grondwater 23) Iemand die gebouwen en voorwerpen van vroeger opgraaft en onderzoekt. a) de schacht b) de archeoloog c) het waterpeil d) de steenkool 24) Een put waarin de ontlasting van mensen en dieren bewaard wordt. a) de doorsnede b) lozen c) de beerput d) de mijn 25) De viezigheid. Vroeger was dit het woord voor vieze, dunne poep. a) de schacht b) het edelmetaal c) de drek d) de afvoer 26) Overblijfsel van een plant of een dier uit de oertijd. a) het grondwater b) het gewelf c) de mijn d) het fossiel 27) Een gebogen plafond. a) het waterpeil b) het gewelf c) de mijnwerker d) het fossiel 28) Heel precies. a) het riool b) de smurrie c) grondig d) de doorsnede 29) Water uit neerslag, zoals regen, hagel en sneeuw. a) de smurrie b) het hemelwater c) het gewelf d) het fossiel 30) Iets weg laten stromen in de rivier, in de zee of in het riool. a) lozen b) de ondergrondse c) de drek d) de smurrie 31) Niet fris ruiken. a) muf b) het waterpeil c) het grondwater d) de begane grond 32) Zo vol zijn met water dat het eroverheen stroomt. a) lozen b) het afvalwater c) de kruipruimte d) overlopen 33) Te veel. a) de schacht b) de mijnwerker c) overtollig d) de vluchtroute 34) Ondergrondse buizen waar water uit bijvoorbeeld wc’s doorheen gaat. a) het riool b) de smurrie c) de drek d) onderaards 35) Een vieze, kleverige stof. a) de smurrie b) het straatniveau c) overlopen d) grondig 36) De hoogte van de straat. a) de smurrie b) de archeoloog c) het straatniveau d) de mijn 37) Vervuild, vies. a) de dassenburcht b) de mijnwerker c) de steenkool d) verontreinigd 38) Steen geworden. a) het gewelf b) het afvalwater c) de drek d) versteend 39) De hoogte van het water. a) het waterpeil b) het souterrain c) de ondergrondse d) de container 40) Schoonmaken. a) delven b) zuiveren c) afdalen d) onderaards

લીડરબોર્ડ

દૃશ્યમાન શૈલી

વિકલ્પો

ટેમ્પલેટ બદલો

આપોઆપ સંગ્રહ થયેલ છે: ?