imperfectum - Ik KOCHT gisteren een nieuw boek., superlatief - Ik vind die blauwe trui HET LEUKST., adjectief - Ik werkte gisteren de HELE dag., modaal verbum - Wanneer WIL je dat nieuwe boek kopen?, negatie - Ik heb GEEN zin om te koken., prepositie - De hond sprong OVER de sloot., conjunctie - Ik bel je ZODRA ik thuis ben., reflexief pronomen - Herinner je JE je wiskundeleraar niet meer?, possessivum - Herinner je je JE docent Engels niet meer?, subject - Herinner JE je je schooldirecteur niet meer?, separabel verbum - Wij hebben onze vakantie een week UITGESTELD., relatief pronomen - De film WAAR hij een prijs VOOR kreeg, duurt 1,5 uur., plusquamperfectum - Nadat hij HAD GEWERKT, ging hij naar een café., bijzin - NADAT ZIJ HAD GEWERKT, ging ze naar een café., hoofdzin met inversie - Nadat ze hadden gewerkt, GINGEN ZE NAAR EEN CAFÉ., hoofdzin - ZE GINGEN NAAR EEN CAFÉ, nadat ze hadden gewerkt.,

Verbind de grammaticale termen met een zin.

દ્વારા

લીડરબોર્ડ

દૃશ્યમાન શૈલી

વિકલ્પો

ટેમ્પલેટ બદલો

આપોઆપ સંગ્રહ થયેલ છે: ?