1) ik a) ben b) bent c) is d) zijn 2) ik a) ben b) bent c) is d) zijn 3) jij a) ben b) bent c) is d) zijn 4) jij a) ben b) bent c) is d) zijn 5) ... jij? a) ben b) bent c) is d) zijn 6) ... jij? a) ben b) bent c) is d) zijn 7) u a) ben b) bent c) is d) zijn 8) u a) ben b) bent c) is d) zijn 9) hij a) ben b) bent c) is d) zijn 10) hij a) ben b) bent c) is d) zijn 11) wij a) ben b) bent c) is d) zijn 12) wij a) ben b) bent c) is d) zijn 13) jullie a) ben b) bent c) is d) zijn 14) jullie a) ben b) bent c) is d) zijn 15) zij a) ben b) bent c) is d) zijn 16) zij a) ben b) bent c) is d) zijn 17) zij a) ben b) bent c) is d) zijn 18) zij a) ben b) bent c) is d) zijn

Het werkwoord ZIJN

लीडरबोर्ड

दृश्य शैली

विकल्प

टेम्पलेट स्विच करें

ऑटो-सेव पुनःस्थापित करें: ?