Tekst 1 1. Kijk mam, mijn hele kamer is weer netjes. Ik heb ____ opgeruimd. 2. Dit is het beste restaurant dat ik ken. ____ is het eten zo lekker als hier. 3. Ik heb al lang geen bericht van Hans ontvangen. Heb jij ____ van hem gehoord? 4. ____ weet hoe lang de oorlog gaat duren. 5. We hopen natuurlijk ____ dat de oorlog snel voorbij zal zijn. 6. Ik zoek al de hele ochtend naar mijn sleutels. Heb jij ze ____ gezien? 7. Ik vind deze oefening zo moeilijk. Ik begrijp er echt helemaal ____ van. 8. Ik heb honger. Heb je ____ te eten voor me? 9. Weet ____ waar mijn sleutels zijn? 10. Ik heb ____ gezocht, maar ik kan mijn sleutels niet vinden. 11. ____ weet toch dat je medicijnen veilig moet opbergen?! Tekst 2 1. Ik heb honger. Ik zin in ____ lekkers te eten. 2. Heb je ____ meegenomen: je paspoort, je geld, je medicijnen en je tandenborstel ... ? 3. Kunnen we niet even ____ gaan zitten? Ik ben moe van al dat lopen. 4. Alle cursisten hebben de toets gemaakt en ze hebben ____ een goed resultaat behaald. 5. Zijn jullie klaar? Heeft ____ de oefening af? 6. In alle landen van de wereld komt corona voor. Corona is ____ gesignaleerd. 7. Alle cursussen zitten vol. Ik kan me ____ meer inschrijven. 8. Weet ____ de weg naar het station terug te vinden? 9. Deze docent is zo slecht in uitleggen, dat ____ ooit weet wat hij nu eigenlijk bedoelt. 10. We moeten echt naar de supermarkt. We hebben ____ meer in huis.

ergens/nergens, iemand/niemand

लीडरबोर्ड

दृश्य शैली

विकल्प

टेम्पलेट स्विच करें

ऑटो-सेव पुनःस्थापित करें: ?