1) Ik verjaar ____ 24 maart. a) in b) over c) op 2) Alex verjaart ____ de zomer. a) in b) over c) op 3) Mariia is geboren ____ 8 februari 1986. a) in b) over c) op 4) ____ 1 januari is het Nieuwjaar. a) in b) over c) op 5) Laura verjaart ____ de tweede maand van het jaar. a) in b) over c) op 6) _____ een maand is het Allerheiligen. a) over b) op c) in 7) ____ de zomer is het warm. a) over b) op c) in 8) De bakker sluit ___ 18:00. a) op b) om c) over 9) We hebben les ____ 9:00 ____ 11:30.  a) van ___ op b) van ___ tot c) van ___ om 10) Ik moet ____ april naar de tandarts.  a) op b) in c) over 11) Ik moet _____ 15 april naar de tandarts. a) op b) in c) over 12) ____ 2025 word ik 30!  a) op b) in c) om 13) Valentijn vieren we ____ februari. a) op b) in c) om 14) ____ 14 februari vieren we valentijn. a) op b) om c) in 15) Proficiat ____ je verjaardag! a) op b) over c) met

DEEL 5 Preposities tijd

द्वारा

लीडरबोर्ड

दृश्य शैली

विकल्प

टेम्पलेट स्विच करें

ऑटो-सेव पुनःस्थापित करें: ?