Mijn oma heeft een ____ huisje. Ons huis is veel ____ dan oma's huis. Oma heeft één kleine slaapkamer, maar wij hebben er vier. Wij zijn ook met ____ mensen dan oma. Mijn oma woont alleen en wij wonen met vijf mensen bij elkaar. Mijn ouders hebben de ____ slaapkamer. Hun kamer is 5x4 meter. Mijn kamer is ____: 3x3,5 meter. Mijn ____ broertje van 3 jaar heeft de ____ kamer: 2x3 meter. Ik ben het ____ kind: ik ben al 14. En dan heb ik nog een broertje van 12 en een zusje van 7 jaar. Oma vindt het fijn dat ze een klein huisje heeft, omdat ze alleen is. Ze zegt dat ze het gezellig vindt. Maar ik vind een ____ huis met ____ mensen veel ____. Oma wil ____ rust, maar ik wil ____ wat drukte om mij heen. Het ____ zou ik willen dat mijn vriendinnen en oma ook bij ons woonden. Maar mijn moeder klaagt wel eens dat ze wat ____ mensen om zich heen wil: ze wil net als oma af en toe een beetje rust.

Trappen van vergelijking

リーダーボード

表示スタイル

オプション

テンプレートを切り替える

自動保存: を復元しますか?