WOORDENSCHAT SLAPEN 1. Opa zit in zijn stoel en valt steeds kort in slaap - hij ____. 2. Ik heb de wekker op 7 uur ____, maar ik werd pas om 9 uur wakker. Ik heb me ____. 3. Ik heb een slechte nacht gehad. Ik kon niet ____ en ik heb de hele nacht in bed liggen ____. 4. Door de baby kan ik 's nachts niet ____. Ik moet hem elke 4 uur eten geven. 5. Het is laat, dus ik ga de kinderen ____. 6. Op zondag kan ik tot 11.00 uur ____. 7. Het is vervelend om met het lawaai van mijn man te slapen: hij ____ heel hard. 8. Ik ga slapen. Ik ga ____. 9. Ik word 's ochtends om 6 uur ____. Ik blijf dan nog even in bed liggen maar om half 7 moet ik echt ____. 10. Als ik erg moe ben, doe ik 's middags soms een____. 11. De kinderen ____ dit weekend bij hun vriendjes. 12. Ik denk aan hoe heerlijk de vakantie van vorig jaar was. Ik ben aan het ____. SLAPEN 2 1. Ik slaap de hele nacht. Ik slaap ____. 2. Het lukt niet om te slapen. Ik kan niet ____ slapen. 3. Ik word om 11.00 uur 'sochtends wakker. Ik slaap ____. 4. De kinderen gaan slapen. Ik breng de kinderen ____ bed. 5. Ik zet de wekker ____ 8 uur. 6. Ik ga ____ 23.00 uur naar bed. 7. Het meisje en haar vriend hebben seks. Zij gaan____ elkaar naar bed. 8. Mijn zoon logeert ____ zijn vriend. 9. Ik droomde vannacht ____ de vakantie in Griekenland. 10. Ik wordt wakker ____ jouw gesnurk. SLAPEN 3 1. Hendrik werd gillend wakker. Hij had een slechte droom gezien, een echte ____. 2. Het is alweer 10 uur en hij moest om 9 uur op school zijn. Hij heeft ____. 3. Mijn dochter komt 's nachts haar bed uit en loopt dan door het huis, maar de volgende dag weet ze er niks meer van. Ze ____. 4. Mag jij van je ouders in het weekend ook later naar bed? Ik mag altijd laat ____ op zaterdag. 5. Onze hond was ernstig ziek en had veel pijn. Dus we hebben hem helaas ____. 6. Mijn broer wil € 10.000,- van me lenen, maar daar wil ik even goed over nadenken. Ik moet er ____. 7. Hoewel ik de wekker had gezet ____ 7 uur, werd ik pas ____ half 8 wakker. 8. Heerlijk, weekend! Ik ben moe, dus morgen ga ik lekker lang ____. 9. Ik kan echt niet slapen als jij zoveel lawaai maakt: je ____! 10. Ik kan maar niet slapen. Elke keer ga ik anders liggen, maar niets helpt. Ik lig te ____ in bed. SLAPEN 4 1. Ik ben te laat wakker geworden. Ik heb me ____. 2. Ik kan niet met mijn man in één bed slapen. Hij maakt te veel lawaai. Hij ____. 3. Als je heel onrustig slaapt en steeds omdraait, dan ben je aan het ____. 4. Ik ben om 23.00 naar bed gegaan, het is nu 1.00 uur en ik slaap nog niet. Ik kan niet ____. 5. Ik heb morgen om 9.00 uur een afspraak bij de dokter. Ik ____ half 8. 6. Als je erg moe bent, kun je 's middags een ____ doen. 7. Opa is moe, hij valt af en toe in slaap: hij ____. 8. Ik ga vandaag langer ____. Ik wil deze film afkijken. De film duurt tot 1 uur 's nachts.
0%
Woordenschat - slapen 2
共有
Saskiadaanje
さんの投稿です
vanaf 16 jaar
NT2
Woordenschat
コンテンツの編集
埋め込み
もっと見る
リーダーボード
もっと表示する
表示を少なくする
このリーダーボードは現在非公開です。公開するには
共有
をクリックしてください。
このリーダーボードは、リソースの所有者によって無効にされています。
このリーダーボードは、あなたのオプションがリソースオーナーと異なるため、無効になっています。
オプションを元に戻す
文を完成させる
は自由形式のテンプレートです。リーダーボード用のスコアは生成されません。
ログインが必要です
表示スタイル
フォント
ログインが必要です
オプション
テンプレートを切り替える
すべてを表示
アクティビティを再生すると、より多くのフォーマットが表示されます。
オープン結果
リンクをコピー
QRコード
削除
自動保存:
を復元しますか?