1) Wat is de persoonsvorm? Tom en Max zijn samen naar de winkel gelopen.  a) Tom en Max b) zijn c) zijn gelopen 2) Wat is het werkwoordelijk gezegde? Gisteren hebben de leerlingen weekend gevierd.  a) hebben b) hebben gevierd c) weekend 3) Wat is het onderwerp? Morgen vertelt Rutte of de lockdown wordt verlengd.  a) vertelt b) de lockdown c) Rutte 4) Het onderwerp kun je vergelijken met... a) een hoofdrolspeler b) een bijrolspeler 5) Wat is het lijdend voorwerp? De docent geeft een mondkapje aan de leerling.  a) een mondkapje b) aan de leerling c) De docent

Grammatica zinsontleding groep 7 #Meester Max

さんの投稿です

リーダーボード

表示スタイル

オプション

テンプレートを切り替える

自動保存: を復元しますか?