1) De rebellen bevrijdden de van verraad betichte politicus uit zijn cel. a) persoonsvorm tt - pvtt b) persoonsvorm vt - pvvt c) voltooid deelwoord - vd d) onvoltooid deelwoord - od e) voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt 2) De rebellen bevrijdden de van verraad betichte politicus uit zijn cel. a) persoonsvorm tt - pvtt b) persoonsvorm vt - pvvt c) voltooid deelwoord - vd d) onvoltooid deelwoord - od e) voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt 3) Waarom verplantte je daarstraks die pas gepote struik? a) persoonsvorm tt - pvtt b) persoonsvorm vt - pvvt c) voltooid deelwoord - vd d) onvoltooid deelwoord - od e) voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt 4) Waarom verplantte je daarstraks die pas gepote struik? a) persoonsvorm tt - pvtt b) persoonsvorm vt - pvvt c) voltooid deelwoord - vd d) onvoltooid deelwoord - od e) voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt 5) Dat het Zwin destijds verzandde, schaadt nu nog de Brugse Handel. a) persoonsvorm tt - pvtt b) persoonsvorm vt - pvvt c) voltooid deelwoord - vd d) onvoltooid deelwoord - od e) voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt 6) Ik heb vroeger veel door Europa gelift. a) persoonsvorm tt - pvtt b) persoonsvorm vt - pvvt c) voltooid deelwoord - vd d) onvoltooid deelwoord - od e) voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt 7) Ik heb vroeger veel door Europa gelift. a) persoonsvorm tt - pvtt b) persoonsvorm vt - pvvt c) voltooid deelwoord - vd d) onvoltooid deelwoord - od e) voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt 8) Zorgvuldig mikkend op zijn doel heeft Robin de pijl afgevuurd. a) persoonsvorm tt - pvtt b) persoonsvorm vt - pvvt c) voltooid deelwoord - vd d) onvoltooid deelwoord - od e) voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt 9) Zorgvuldig mikkend op zijn doel heeft Robin de pijl afgevuurd. a) persoonsvorm tt - pvtt b) persoonsvorm vt - pvvt c) voltooid deelwoord - vd d) onvoltooid deelwoord - od e) voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt 10) Aan de mast vastgebonden, luisterde de held naar de zingende sirenen. a) persoonsvorm tt - pvtt b) persoonsvorm vt - pvvt c) voltooid deelwoord - vd d) onvoltooid deelwoord - od e) voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt 11) Aan de mast vastgebonden, luisterde de held naar de zingende sirenen. a) persoonsvorm tt - pvtt b) persoonsvorm vt - pvvt c) voltooid deelwoord - vd d) onvoltooid deelwoord - od e) voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt 12) De grizzlybeer kwam dreigend op de toeristen af. a) persoonsvorm tt - pvtt b) persoonsvorm vt - pvvt c) voltooid deelwoord - vd d) onvoltooid deelwoord - od e) voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt 13) De grizzlybeer kwam dreigend op de toeristen af. a) persoonsvorm tt - pvtt b) persoonsvorm vt - pvvt c) voltooid deelwoord - vd d) onvoltooid deelwoord - od e) voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt 14) Aan de mast vastgebonden, luisterde de held naar de zingende sirenen. a) persoonsvorm tt - pvtt b) persoonsvorm vt - pvvt c) voltooid deelwoord - vd d) onvoltooid deelwoord - od e) voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt 15) Over de zorgvuldig bestudeerde leerstof heb ik zojuist een toets gemaakt. a) persoonsvorm tt - pvtt b) persoonsvorm vt - pvvt c) voltooid deelwoord - vd d) onvoltooid deelwoord - od e) voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt 16) Over de zorgvuldig bestudeerde leerstof heb ik zojuist een toets gemaakt. a) persoonsvorm tt - pvtt b) persoonsvorm vt - pvvt c) voltooid deelwoord - vd d) onvoltooid deelwoord - od e) voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt 17) Het ..... (pesten) meisje meldde zich ....... (huilen) bij haar mentor. a) gepeste - huilend b) gepestte - huilent c) gepeste - huilende d) gepesten - huilend 18) Met een tang werd de ...... (verroesten) spijker uit het ....... (verweren) kozijn ..... (halen) a) verroesten - verweerdde - gehaalt b) verroestte - verweerde - gehaald c) verroeste - verweerden - gehaald d) verroeste - verweerde - gehaald 19) Is de ..... (verwijderen) leerling ..... (lachen) het lokaal uit .... (wandelen)? a) verwijderdde - lachent - gewandeld b) verwijderde - lachend - gewandeld c) verwijderden - lachend - gewandeld d) verwijderdde - lachend - gewandeld 20) Toen Rob het ........ (beslissen) doelpunt maakte, ........ (springen) de coach ....... (juichen) op. a) beslissende - springt - juichend b) beslissende - sprong - juichendt c) beslissende - sprong - juichend d) beslissend - sprong - juichend 21) Een ....... (barsten) vaas ....... (vasthouden), keek de oude boer naar zijn ...... (afbranden) huis. a) gebarste - vasthoudend - afgebrande b) gebarsten - vasthoudend - afgebrande c) gebarsten - vasthoudendt - afgebrande d) gebarsten - vasthoudend - afgebranden 22) ........ (vinden) de ....... (vertrekken) directeur echt dat hij een ...... (bloeien) bedrijf heeft achtergelaten? a) vindt - vertrokken - bloeiend b) vind - vertrokken - bloeiend c) vindt - vertrokke - bloeiend d) vind - vertrokke - bloeiend

Werkwoordsoorten - 1 vwo

만든이

순위표

비주얼 스타일

옵션

템플릿 전환하기

자동 저장된 게임을 복구할까요?