plank - De timmerman zaagt de ene ............... na de andere., ding - Een naamwoord kan een ............... , een dier of een persoon zijn., slang - Dit dier rijmt op bang: ............... !, vingers - Ik heb vijf ............... aan elke hand., drank - Op dat feestje waren hapjes, maar geen ............... , bang - Neen, ik ben niet ............... in het donker!, bank - Opa zit op een ............... in het park., mengt - De juf ............... geel en rood tot oranje., vangen - Het meisje probeerde de bal te ............... ., links - Kijk je eerst naar ............... en dan naar rechts?, brengt - De Sint ............... elk jaar leuke cadeautjes., hangt - Peter ............... zijn jas aan de kapstok., drinkt - Nele ............... een glaasje wijn., zingt - Els ............... een vrolijk liedje., stinkt - Die rotte vis ............... verschrikkelijk., jong - Het tegengestelde van ............... is oud., tong - Babbelaar, wat heb jij een lange ............... !, anker - Met het ............... ligt het schip vast op zee., pink - De kleinste vinger aan je hand is de ............... ., ring - Al draagt de aap een gouden ............... , het is en blijft een lelijk ding.,

Talent 2, thema 5 les 18: ding, bank, mengt, denkt

autors:

Līderu saraksts

Vizuālais stils

Iespējas

Pārslēgt veidni

Atjaunot automātiski saglabāto: ?