dag - bonjour, hoi - salut, tot ziens - au revoir, hoe gaat het? - ca va?, bedankt - merci, ja - oui, nee - non, de jongen - le garcon, het meisje - la fille, ik heet - je m'apelle, ik woon (wonen) - j'habite (habiter), hier is, hier zijn - voila, meneer - monsieur, mevrouw - madame, er is, er zijn - il y a, het is, dat is - c'est, Frans - français(e), Nederlands - néerlandais(e), waar? - où?,

Apprendre 1-vocabulaire thématique

Līderu saraksts

Vizuālais stils

Iespējas

Pārslēgt veidni

Atjaunot automātiski saglabāto: ?