Aanlandige wind - Wind vanaf zee., El Nino - Het verschijnsel dat het zeewater in het midden en het oosten van de Grote Oceaan extra sterk opwarmt., Hoge drukgebied - Gebied met een teveel aan lucht waar lucht wegstroomt over het aardoppervlak en wordt aangevuld met dalende lucht van boven: blauwe luchten en zon., Hooggebergte klimaat - Koud en nat klimaat. De temperatuur in de zomer is gemiddeld lager dan 10° C., Klimaat - Het gemiddelde weer in een bepaald gebied over dertig of veertig jaar., Mediterraan klimaat - Klimaat met hete, droge zomers en vochtige, zachte winters. Heet ook Middellandse Zeeklimaat., Regenschaduw - De lijzijde van een berg, waar de dalende en warme lucht weinig of geen neerslag brengt., Stuwingsregen - Neerslag die ontstaat door stijgende lucht tegen een gebergte., Subtropisch maximum - Hogedrukgebied (maximum) rond 30° breedte., waterdamp - Verdampt water (gasvormig) in de lucht., Zeeklimaat - Klimaat met een matigende invloed van de zee op de temperatuur (’s zomers koeler, ’s winters zachter) en het hele jaar neerslag., Zeestroom - Stroming van zeewater die ontstaat doordat de wind langdurig uit één richting waait., Breedteligging - De afstand van een plaats tot de evenaar., Keerkring - De breedtecirkel van 23½° N.B. en 23½° Z.B.; grens van de tropen., Lijzijde - De kant van de berg die uit de wind ligt; er valt weinig neerslag., Loefzijde - De windkant van een gebergte met veel neerslag., Luchtstreek - Temperatuurzone op aarde: tropen, gematigde zone en poolstreken., Regenschaduw - De lijzijde van een berg, waar de dalende en warme lucht weinig of geen neerslag brengt., Stuwingsregen - Neerslag die ontstaat door stijgende lucht tegen een gebergte., Termperatuurfactor - Factor die invloed heeft op de temperatuur in een gebied., Zeestroom - Stroming van zeewater die ontstaat doordat de wind langdurig uit één richting waait., Aardbeving - Schokkende of trillende beweging van een gedeelte van de aardkorst door de werking van endogene krachten., Breuk - Barst of scheur in de aardkorst., Continentale plaat - Plaat die bestaat uit een groot landoppervlak., Convergentie - Het naar elkaar toe drijven van platen., Epicentrum - Het punt waar de aardbeving aan de oppervlakte komt, direct boven het hypocentrum., Magma - Heet, vloeibaar gesteente binnen in de aarde., Naschok - Aardbeving die uren, dagen of zelfs weken na een eerdere aardbeving in hetzelfde gebied plaatsvindt., Oceanische plaat - Plaat die bestaat uit een groot zeeoppervlak (oceaan)., Plooiingsgebergte - Gebergte dat is ontstaan door plooiing van stukken van de aardkorst., Schaal van Richter - Schaal waarmee de kracht van een aardbeving wordt aangegeven., Seismoloog - Wetenschapper die zich bezighoudt met het bestuderen van aardbevingen., Subductie - Het wegduiken van een oceanische plaat onder een continentale plaat, Trog - Diepe kloof onder in de zee, ontstaan door subductie van een oceanische plaat., Tsunami - Hoge vloedgolf op zee die de kust overspoelt en die wordt veroorzaakt door een zeebeving., Divergentie - Het uit elkaar drijven van platen., Hoogtegordel - Plantengroeizone in een gebergte., Hypocentrum - Plaats diep in de aardkorst waar de aardbeving begint (aardbevingshaard).Plaats diep in de aardkorst waar de aardbeving begint (aardbevingshaard).Plaats diep in de aardkorst waar de aardbeving begint (aardbevingshaard)., Reliëf - Hoogteverschillen in het landschap., Transforme beweging - Het langs elkaar bewegen van platen., Aardmantel - Deel in het binnenste van de aardbol tussen de aardkorst en de binnenkern., Archipel - Het kweken van waterorganismen, zoals vissen, garnalen, kreeften en waterplanten., Basalt - Stollingsgesteente dat ontstaat door de snelle afkoeling van lava., Effusieve uitbarsting - Rustige vulkaanuitbarsting., Explosieve uitbarsting - Heftige vulkaanuitbarsting., Graniet - Stollingsgesteente dat ontstaat door de langzame afkoeling van lava., Hotspot - De plaats aan het aardoppervlak waar een mantelpluim door de aardkorst is gebroken., Kraterpijp - Verbinding tussen de magmakamer van een vulkaan en de krater., Lava - Magma dat door de aardkorst naar buiten is gestroomd., Mantelpluim - Opstijgend magma vanaf een vaste plek in de aardmantel., Plaat - Stuk van de aardkorst. Heet ook schol., Pyroclastische stroom - Hete gassen vermengd met stenen en as die bij een vulkaanuitbarsting de helling afrazen. Heet ook gloedwolk., Schildvulkaan - Lage, brede vulkaan met flauwe hellingen., Stollingsgesteente - Gesteente dat is ontstaan door de afkoeling van lava of magma., Stratovulkaan - Vulkaan met steile hellingen die is opgebouwd uit lagen lava en pyroclastisch materiaal., Aardkern - Het binnenste van de aarde, Afzettingsgesteente - Gesteente dat is ontstaan uit materiaal dat door wind, water of ijs is neergelegd. Heet ook sedimentgesteente., Caldeiravulkaan - Oude vulkaan met een grote, kilometersbrede krater door het leeglopen van de magmakamer waardoor het dak ervan is ingestort., Eruptie - Vulkaanuitbarsting., Gesteentekringloop - Proces waarbij gesteenten door geologische processen (verwering, erosie, sedimentatie, gesteentevorming) telkens worden afgebroken en omgevormd., Metamorf gesteente - Gesteente dat onder hoge druk of temperatuur andere eigenschappen heeft gekregen., Sedimentgesteente - Gesteente dat is ontstaan uit materiaal dat door wind, water of ijs is neergelegd. Heet ook afzettingsgesteente.,

Hoofdstuk 3 Chili, par. 1, 2 en 3 havo 3

Līderu saraksts

Vizuālais stils

Iespējas

Pārslēgt veidni

Atjaunot automātiski saglabāto: ?