1) Ik zei tegen de buurman a) dat er voor jou een pakketje bezorgd was b) dat er een pakketje voor hem bezorgd was c) of er een pakketje voor hem bezorgd was 2) De buurman zei a) dat hij geen pakketje met de post verwachtte b) of hij geen pakketje met de post verwachtte c) of hij geen pakketje heeft verwacht 3) De buurman vroeg a) of het pakketje misschien van de overbuurman was b) of ik niet het pakketje opstuur c) dat het pakketje van de overbuurman is 4) Ik zei a) dat ik niet wist van wie het pakketje is b) wie ik wist het niet precies c) of ik niet wist van wie het pakketje is 5) De buurman vroeg a) hoe het pakketje eruit zag b) dat het pakketje eruit zag c) of het pakketje eruit zag 6) Ik vertelde a) dat het pakketje heel groot was b) of het pakketje groot was c) wie het pakketje groot was 7) Terwijl ik met de buurman sprak, kwam de buurvrouw en ze vroeg a) Of ik een pakketje voor haar had aangenomen b) dat ik aangenomen had een pakketje c) dat het pakketje voor haar aangekomen was 8) Ze vroeg a) of ik haar wilde helpen het pakketje te tillen b) dat ik haar kon helpen het pakketje te tillen c) of ik het pakketje wilde helpen haar te tillen

Kies de goede bijzin in de indirecte rede

Scorebord

Visuele stijl

Opties

Template wisselen

Automatisch opgeslagen activiteit "" herstellen?