Ik ____ in een ballon. Opa ____ niet. Zij ____ samen met het vliegtuig. De dames ____ twee oude fietsen. Ik ____ een paarse fiets. Mario ____ geen fiets. De baby ____ warme melk. Opa en Johan ____ een glas thee. Ik ____ een kop koffie. Ik ____ elke maandag op school. De meester ____ elke zaterdagavond. De meeste mensen ____ niet. Ik ____ elke ochtend pap. De kinderen ____ elke dag een appel. Opa en ____ eten iedere dag brood. Ela ____ met Peter. Mario en Peter ____ niet. ____ praat met de dokter Wij mogen niet in de klas ____. Ik ____ de les af. Het telefoonboek ____ niet. Het gezin ____ morgen met de bus. Fred en Ashley ____ volgende week niet naar de les. Ik ____ vandaag met de trein. Ik ____ een spannend boek. Oom ____ elke ochtend de krant. De kinderen ____ een stripboek. De kinderen ____ alles netjes op. Ik ____ een brief naar tante. Het meisje ____ nog niet. U ____ zich melden bij de balie. Ze ____ met de bus naar school. De baby ____ nog niet lopen.

5. Werkenwoorden o.t.t. : onvoltooid tegenwoordige tijd

Scorebord

Visuele stijl

Opties

Template wisselen

Automatisch opgeslagen activiteit "" herstellen?