Ik heb een boek. ____ Jij hebt een boek. ____ U heeft een boek. ____ Hij heeft een boek. ____ Zij heeft een boek. ____ Wij hebben een boek. ____ Jullie hebben een boek. ____ Zij hebben een boek. ____ Jij hebt een fiets. ____ U heeft een fiets. ____ Hij heeft een fiets. ____ Zij heeft een fiets. ____ Wij hebben een fiets. ____ Jullie hebben een fiets. ____ Zij hebben een fiets. ____ Ik heb een fiets. ____ U heeft een appel. ____ Hij heeft een appel. ____ Zij heeft een appel. ____ Wij hebben een appel. ____ Jullie hebben een appel. ____ Zij hebben een appel. ____ Ik heb een appel. ____ Jij hebt een appel. ____ Hij heeft een hond. ____ Zij heeft een hond. ____ Wij hebben een hond. ____ Jullie hebben een hond. ____ Zij hebben een hond. ____ Ik heb een hond. ____ Jij hebt een hond. ____ U heeft een hond. ____ Zij heeft een jas. ____ Wij hebben een jas. ____ Jullie hebben een jas. ____ Zij hebben een jas. ____ Ik heb een jas. ____ Jij hebt een jas. ____ U heeft een jas. ____ Hij heeft een jas. ____ Wij hebben spullen. ____. Jullie hebben spullen. ____ Zij hebben spullen. ____ Ik heb spullen. ____ Jij hebt spullen. ____ U heeft spullen. ____ Hij heeft spullen. ____ Zij heeft spullen. ____

1. Bezittelijk voornaamwoord: Wat hoort bij elkaar?

Scorebord

Visuele stijl

Opties

Template wisselen

Automatisch opgeslagen activiteit "" herstellen?