Tekst 1 Bobo en Krabbel zijn broer en ____. Ze hebben ____ pappa en mamma en ze wonen in hetzelfde huis. Vandaag spelen Bobo en Krabbel lief samen. Eerst bouwen ze een hoge toren van ____. Dan springen ze in ____. De sokken en schoenen van Krabbel zijn helemaal nat. Krabbel doet haar schoenen en sokken uit. Ze trekt ____ aan en Bobo pakt zijn ____. Krabbel en Bobo ____: wie is het snelst? Bobo wint, want zijn skateboard is ____. Krabbel pakt een touw: ze gaan ____. Krabbel kan wel drie minuten touwtje springen, Bobo kan maar twee minuten ____, dus Bobo ____. Ze spelen de hele middag wedstrijdjes en 's avonds zijn ze heel erg moe. Tekst 2 Bobo en Krabbel zijn broer en zus. Ze hebben dezelfde pappa en mamma en ze wonen in hetzelfde huis. Vandaag spelen Bobo en Krabbel lief samen. Eerst bouwen ze een hoge toren van blokken. Dan springen ze in de plas. De sokken en schoenen van Krabbel zijn helemaal nat. Krabbel doet haar schoenen en sokken uit. Ze trekt rolschaatsen aan en Bobo pakt zijn skateboard. Krabbel en Bobo doen een wedstrijd: wie is het snelst? Bobo wint, want zijn skateboard is snel. Krabbel pakt een touw: ze gaan touwtje springen. Krabbel kan wel drie minuten touwtje springen, Bobo kan maar twee minuten springen, dus Bobo verliest. Ze spelen de hele middag wedstrijdjes en 's avonds zijn ze heel erg moe. Vragen bij de tekst 1. Bobo en Krabbel zijn broer en .... - ____ 2. Wat spelen Bobo en Krabbel eerst? - ____ 3. Bobo en Krabbel springen in een water.... - ____ 4. Bobo en Krabbel doen een wedstrijdje - ____ 5. Wie wint de wedstrijd met de rolschaatsen en het skateboard? - ____ 6. Wie wint de wedstrijd touwtje springen? - ____

Ledertavle

Visuell stil

Alternativer

Bytt mal

Gjenopprett automatisk lagring: ?