____ betekent dat je met of zonder woorden informatie uitwisselt. Dit vindt plaats tussen twee of meerdere personen: ____ De persoon die de informatie ontvangt, noem je de ____. De persoon die informatie verstuurt, noem je de ____. De verstuurde informatie noem je de ____ Communicatie met woorden noem je ____ ____ Een brief schrijven is een voorbeeld van ____ ____ Een verhaal vertellen is een voorbeeld van ____ ____ Communicatie zonder woorden noem je ____-____ ____. Onder non-verbale communicatie vallen lichaamshouding, gezichtsuitdrukkingen, handgebaren en ____. Spreken voor een publiek doe je altijd met een ____. Je wilt het publiek waar je tegen spreekt informeren, instrueren of ____. Wanneer je spreekt, moet je rekening houden met je ____. Als je voor het eerst contact legt met een stagebedrijf, maak je gebruik van ____ ____ Als je met een vriendin afspreekt, maak je gebruik van ____ ____. Ook moet je inschatten in hoeverre het publiek beschikt over bepaalde ____ Je boodschap komt beter over op het publiek als je een ____ spreekhouding aanneemt. Je boodschap komt ook beter over als je ____ maakt met de mensen in het publiek. Als je spreekt voor een publiek moet je zorgen dat iedereen je goed verstaat. Dat doe je door ____ te praten. Ook moet je woorden ____ uitspreken.

Nederlands 2F - H5 Spreken

Leaderboard

Visual style

Options

Switch template

Continue editing: ?