Hij is een ____ professor. Ze stuurt me een ____antwoord. In de bioscoop kunnen we een ____ film zien. Mijn ____ baas is boos. De ____ hond bijt niet. We slapen in een ____ hotel. Is dit een ____ jaar? Het ____kind leest een boek. Hij geeft haar een ____ bloem. Een ____ meisje wacht op de bus. Heb je een ____ contract? Zie je de ____ zee?

Leaderboard

Visual style

Options

Switch template

Continue editing: ?