1) Wat is het lijdend voorwerp? De man koopt nu op de markt een bos bloemen voor zijn vrouw. a) nu b) op de markt c) voor zijn vrouw d) de man e) bloemen f) een bos bloemen 2) Wat is het gezegde? De man koopt nu op de markt een bos bloemen voor zijn vrouw. a) nu b) koopt c) markt d) voor zijn vrouw e) de man f) een bos bloemen 3) Wat zijn de bepalingen? De man koopt nu op de markt een bos bloemen voor zijn vrouw. a) op de markt & de man b) nu & voor zijn vrouw c) Er zijn geen bepalingen d) nu & op de markt e) een bos bloemen & de man 4) Wat is het meewerkend voorwerp? Joost heeft een knikker aan Tom gegeven. a) aan Tom b) Tom c) aan d) Joost e) een knikker f) knikker 5) Wat is de persoonsvorm? Joost heeft een knikker aan Tom gegeven. a) een knikker b) heeft c) heeft gegeven d) aan Tom e) Joost f) gegeven 6) Wie of wat is het onderwerp? Joost heeft een knikker aan Tom gegeven. a) Tom b) Tom en Joost c) Joost d) een knikker e) heeft f) heeft gegeven 7) Wat zijn de bepalingen? Ik koop vandaag een nieuwe auto voor hem in de stad. a) voor b) in de stad c) vandaag & in de stad d) voor hem & ik e) een nieuwe auto & koop 8) Wat is het meewerkend voorwerp? Ik koop vandaag een nieuwe auto voor hem in de stad. a) koop vandaag b) een nieuwe auto c) Ik d) voor hem e) hem f) in de stad 9) Wat is het lijdend voorwerp? Ik koop vandaag een nieuwe auto voor hem in de stad. a) nieuwe auto b) auto c) in de stad d) ik e) een nieuwe auto 10) Wat is het onderwerp? Ik koop vandaag een nieuwe auto voor hem in de stad. a) hem b) ik c) auto d) stad e) koop

排行榜

视觉风格

选项

切换模板

恢复自动保存: