1) Aisle a) Gangpad b) Beleefd c) Aankoop d) Bakkerij e) Koelkast f) Melk 2) Frozen foods section a) Bevroren melk b) Afdeling bevroren etenwaar c) Goedkope afdeling d) Varende boot e) Afdeling groente en fruit 3) Klant a) Freezer b) Shopping trolley c) Customer d) Ball 4) Hem a) Him b) Hoom c) Zoom d) Kloin 5) Ruziën a) Surprise b) Conflict c) To fight 6) Bruid a) Bride b) Might 7) Priester a) Imam b) Priest c) spiest 8) Fancy a) Traditie b) Chic c) Hek 9) Wenskaart a) Wish card b) Greeting card c) Granting card 10) Spare a) Sparen b) Reserve c) Uitgevenrij 11) To RSVP a) Laten weten of je komt b) Laten geven c) Laten uitgaan 12) Drempel a) Path b) Threshold 13) Verrassing a) Surprise b) Festival 14) Groom a) Bruid b) Bruidegom c) Priester 15) To cancel a) Afgelasten b) Bruidegom c) Bruidspaar 16) Venue a) Feestdagen b) Feest locatie c) Feest atentie 17) Wool a) Vacht b) Wol c) Violet 18) Koopje a) Purchase b) Bargain c) Cotten 19) Cotten a) Poleister b) Leer c) Katoen 20) Goed doel a) Good cause b) Good deed c) Good cherie 21) Zijde a) Sideways b) Silk c) Milk 22) Merk a) Brand b) Label c) Style 23) Goed gekleed a) Well dressed b) Style c) Leather 24) Catwalk a) Kat lopen b) Catwalk 25) Draw attention a) Aandacht geven b) Aandacht vragen c) Aandacht trekken 26) Bold a) Kaal b) Opvallend c) Lange jurk

Vliegtuig engels

vytvoril(a)
Tlač
Vložiť

Rebríček

Vizuálny štýl

Možnosti

Prepnúť šablónu

Obnoviť automaticky uložené: ?