ik – worden – ziek - misschien - Zij/Hij zegt dat zij/hij misschien ziek word., ik – niet krijgen – de baan - Zij/Hij zegt dat de baan niet krijgt., ik – zijn – verliefd - Zij/Hij zegt dat zij/hij verliefd is., we – vanavond – gaan – naar de film - Zij/Hij zegt dat we vanavond naar de film gaan., we – hebben – geen huiswerk - Zij/Hij zegt dat we geen huiswerk hebben., ik – uitgaan – vanavond - Zij/Hij zegt dat zij/hij vanavond uitgaat., ik – gaan – een broodje - eten - Zij/Hij zegt dat zij/hij een broodje gaat eten., deze oefening – zijn – grappig - Zij/Hij zegt dat deze oefening grappig is., lang – de les - duren - niet - Zij/Hij zegt dat de les niet lang duurt., lekker - heel - de bloemen – ruiken   - Zij/Hij zegt dat de bloemen heel lekker ruiken., de docent – hebben – twee katten - Zij/Hij zegt dat de docent twee katten heeft., de docent – komen – op de fiets - Zij/Hij zegt dat de docent op de fiets komt.,

Indirecte rede (met 'dat')

аутор

Табела

Плочице на окретање је отворени шаблон. Он не генерише резултате за табелу рангирања.

Визуелни стил

Поставке

Промени шаблон

Врати аутоматски сачувано: ?