1) ik a) betaalt b) betaal c) betalen 2) hij a) pin b) pint c) pinnen 3) zij a) fietst b) fietsen c) fiets 4) wij a) danst b) dans c) dansen 5) jullie a) bidt b) bidden c) bid 6) ik a) doet boodschappen b) doe boodschappen c) doen boodschappen 7) jij a) rijden b) rijdt c) rij 8) hij a) bel op b) bellen op c) belt op 9) wij a) reis b) reist c) reizen 10) zij a) wachten b) wacht c) wach

Lowan thema 7 werkwoord vervoegen

аутор

Табела

Визуелни стил

Поставке

Промени шаблон

Врати аутоматски сачувано: ?