Tekst 1 1. ____ staat de melk? De melk staat bij de boter. 2. ____ is die vrouw? Ik weet het niet. Ik ken die vrouw niet 3. ____ is het? Het is nu 10 uur. 4. ____ is de winkel open? De winkel gaat om 8 uur open. 5. ____ supermarkt is goedkoper? De Aldi is goedkoper. 6. ____ woon jij in Nederland? Ik woon nu 4 jaar in Nederland. 7. ____ is uw achternaam? Mijn achternaam is Smidt. 8. ____ kost het brood? Het brood kost € 0,65. Tekst 2 1. ____ verkoopt een slager? Een slager verkoopt vlees. 2. ____ verkoopt brood? De bakker verkoopt brood. 3. ____ kan ik groenten kopen? Je kunt op de markt groenten kopen. 4. ____ gaat de winkel open? De winkel gaat om 9 uur open. 5. ____ ga jij naar de markt? Ik ga op de fiets naar de markt. 6. ____ kan ik de medicijnen ophalen? U kunt de medicijnen morgen ophalen. 7. ____ cola moet ik kopen? Je moet Pepsi cola kopen. 8. ____ Albert Heijn winkels zijn er in Nederland? Er zijn 895 Albert Heijn winkels.
0%
Vraagwoorden 4
共用
由
Saskiadaanje
Volwassenen
Grammatica
NT2
Woordenschat
編輯內容
嵌入
更多
排行榜
顯示更多
顯示更少
此排行榜當前是私有的。單擊
共用
使其公開。
資源擁有者已禁用此排行榜。
此排行榜被禁用,因為您的選項與資源擁有者不同。
還原選項
完成句子
是一個開放式範本。它不會為排行榜生成分數。
需要登錄
視覺風格
字體
需要訂閱
選項
切換範本
顯示所有
播放活動時將顯示更多格式。
打開結果
複製連結
QR 代碼
刪除
恢復自動保存:
?