1) Ik ga morgen het formulier invullen.   2) Wij kunnen volgend jaar goed Nederlands spreken.  3) Je zit vandaag op de stoel van de leraar.  4) Je kunt in Amsterdam examen doen.  5) Ik eet vanavond aardappels en vlees.  6) Je mag hier niet eten of drinken.  7) Je moet vandaag veel huiswerk maken.  8) Zij praat op Facebook veel met vriendinnen.  9) Hij kan niet met zijn docent spreken.  10) Wij willen niet in dat vieze bed slapen.  11) Die vrouw kan met een pen niet schrijven.  12) U moet morgen de boeken bij mijn collega inleveren.  13) Wij eten vandaag geen vlees.  14) Ik ga u morgen een e-mail sturen.  15) Maria gaat om tien uur met de auto naar huis.  16) De man koopt via internet nieuwe kleding.  17) Hij heeft gisteren veel chocolade gegeten.  18) Hij gaat volgende week trouwen. 

Inversie UvA

โดย

ลีดเดอร์บอร์ด

สไตล์ภาพ

ตัวเลือก

สลับแม่แบบ

คืนค่าการบันทึกอัตโนมัติ: ใช่ไหม