Je mag naar buiten ____ je huiswerk af is. Ik krijg geen nieuwe fiets, ____ ik heb er al een. Ik moet nu echt naar huis, ____ ik kom te laat. Hij wil wel naar voetbal, ____ hij mag niet van zijn moeder. Wil je koffie ____ thee? Ze rennen naar huis, ____ het regent. Ze is lief, ____ soms ook een beetje stout. Mees vond het feest saai, ____ zijn vriend was er niet. Ik weet nog niet wat ik ga doen volgende week. Misschien ga ik kamperen ____ ik slaap in een hotel. We moeten ons erg haasten, ____ de trein vertrekt over een half uur. Ik heb echt trek! ik wil een ijsje ____ een milkshake. Wil jij straks fietsen ____ lopen? Alexia heeft twee cadeautjes gekregen. Een jurk ____ een tas. Lina was bijna te laat vandaag, ____ ze wilde niet opstaan. Kirsten was ziek, ____ gelukkig is ze weer beter. Ahmet mag zijn schoenen uit, ____ hij ze netjes opruimt. Lonneke heeft een nieuwe jurk, ____ ze heeft geshopt. Quentin is naar Georgië geweest ____ heeft daar familie gezien. Hugo heeft een kaartje gestuurd aan Esther, ____ het is Valentijnsdag. Segen mag iets zeggen ____ de docent haar naam zegt. Simon zit tegenover Roman ____ naast Ibrahim. Ik heb geen geld, ____ ik kan nu niets kopen. Ik ben ziek, ____ ik kan vandaag niet werken.
0%
Herhalen Voegwoorden (thema 1)
แชร์
โดย
Jvanderveer
12-16
NT2
voegwoorden
แก้ไขเนื้อหา
ฝัง
เพิ่มเติม
ลีดเดอร์บอร์ด
แสดงเพิ่มขึ้น
แสดงน้อยลง
ลีดเดอร์บอร์ดนี้ตอนนี้เป็นส่วนตัว คลิก
แชร์
เพื่อทำให้เป็นสาธารณะ
ลีดเดอร์บอร์ดนี้ถูกปิดใช้งานโดยเจ้าของทรัพยากร
ลีดเดอร์บอร์ดนี้ถูกปิดใช้งานเนื่องจากตัวเลือกของคุณแตกต่างสำหรับเจ้าของทรัพยากร
แปลงกลับตัวเลือก
เติมประโยคให้สมบูรณ์
เป็นแม่แบบแบบเปิดที่ไม่ได้สร้างคะแนนสำหรับลีดเดอร์บอร์ด
ต้องลงชื่อเข้าใช้
สไตล์ภาพ
แบบ อักษร
ต้องสมัครสมาชิก
ตัวเลือก
สลับแม่แบบ
แสดงทั้งหมด
รูปแบบเพิ่มเติมจะปรากฏเมื่อคุณเล่นกิจกรรม
เปิดผลลัพธ์
คัดลอกลิงค์
คิวอาร์โค้ด
ลบ
คืนค่าการบันทึกอัตโนมัติ:
ใช่ไหม