1 Ik ga ____ weekend naar de sportschool.2 Wil je een jaarabonnement? Weet je dat ____? 3 Kan ik mijn abonnement later nog ____? 4 Wat is het ____ tussen deze training en die groepsles? 5 ‘Zullen we dinsdag of donderdag sporten?’ ‘Ik kan ____ dagen.’ 6 Waarom doe je dat zo? Is dat de enige ____? 7 Ik ga ____ op bezoek bij vrienden. 8 ____ komt Maria ook mee. Is dat goed? 9 ‘Kan ik lopen naar de Evenementenhal?’ ‘Nee, dat is ____ ver.’ 10 Mijn fiets is kapot. Ik ga ____ naar de fietsenmaker.

Leaderboard

Estilo ng visual

Mga pagpipilian

Magpalit ng template

Ibalik ng awtomatikong pag-save: ?