1) Ik ... gisteren met de sponsorloop. a) start b) starte c) startte d) startten 2) Wij moesten ons... om op tijd te komen a) haasten b) haastte c) haastten d) haaste 3) Tijdens de klim vorige week ... we regelmatig a) rusten b) ruste c) rustten d) rustte 4) De wielrenner... volledig in na de eindstreep a) storte b) stortten c) stortte d) stort 5) Mijn zusje ... veel lof tijdens het toernooi vorige week. a) oogst b) oogste c) oogstten d) oogstte 6) De papegaai in het hotel... mij gisteren de hele tijd na. a) praatte b) praate c) praat d) praatten 7) We ... gisteren uren op de bus. a) wachten b) wachte c) wachtte d) wachtten 8) Tijdens de voetbalwedstrijd ... ik me een ongeluk. a) zweette b) zweete c) zweeten d) zweetten 9) De directeur ... ons van harte welkom op onze eerste schooldag. a) heet b) heette c) heete d) heetten 10) Mijn moeder... alle spelletjes van tevoren klaar. a) zette b) zete c) zetten d) zeten

لوحة الصدارة

النمط البصري

الخيارات

تبديل القالب

استعادة الحفظ التلقائي: ؟