1) Wie heb je vanochtend gebeld? 2) Wat heb je in een café in het Nederlands besteld. 3) Wie heeft er gisteravond gekookt? 4) Wanneer ben je naar Nederland verhuisd? 5) Heb je weleens erwtensoep gegeten? 6) Wat heb je voor je verjaardag gekregen? 7) Waar ben je gisteren geweest? 8) Wat heb je vanmorgen gedronken? 9) Hoe laat ben je vanmorgen opgestaan? 10) Wanneer heb je voor het laatst nieuwe kleren gekocht? 11) Waar ben je de laatste keer op vakantie geweest? 12) Hoe laat ben je gisteren naar huis gegaan? 13) Welk tv-programma heb je gisteravond gezien? 14) Wat heb je gisteren gelezen? 15) Heb je weleens in het Nederlands geappt? (Whatsapp) 16) Ben je weleens op een Nederlands festival geweest? 17) Heb je vanochtend ontbeten?

perfectum regelmatige en onregelmatige werkwoorden

Табло

Визуален стил

Опции

Шаблон за превключване

Възстановяване на авто-записаната: ?