1) Wat is de verleden tijd van botsen? a) botste(n) b) botsde(n) c) bots d) botst 2) Wat is de v.t. van werken? a) werkde(n) b) werkte(n) c) werkt d) werk 3) Wat is de v.t. van fietsen? a) fiets b) fietsts c) fietste(n) d) fietsde(n) 4) Wat is de v.t. van gooien? a) gooite(n) b) gooit c) gooide(n) d) gooi 5) Wat is de v.t. van regelen? a) regel b) regelt c) regelte(n) d) regelde(n) 6) Wat is de v.t. van missen? a) mis b) mist c) miste(n) d) misde(n) 7) Wat is de v.t. van razen? a) raasde(n) b) raaste(n) c) raazde(n) d) raazte(n) 8) Wat is de v.t. van beven? a) beef b) beevde(n) c) beefte(n) d) beefde(n) e) beevte(n) 9) Wat is de v.t. van durven? a) durvte(n) b) durvde(n) c) durfte(n) d) durfde(n) 10) Wat is de v.t. van leven? a) leefte(n) b) leefde(n) c) leevte(n) d) leevde(n)

V.T. zwakke werkwoorden

Табло

Визуален стил

Опции

Шаблон за превключване

Възстановяване на авто-записаната: ?