Waar: hij werkt, ik koop, het regent, jullie fietsen, zij valt, begrijp jij?, hij kan, wij kunnen, jij maakt, jullie vertellen, Niet waar: hij werken, ik kop, het regenen, jullie fietst, zij val, begrijpt jij?, hij kun, wij kannen, jij makt, jullie vertelt,

Spelling werkwoorden presens

Табло

Визуален стил

Опции

Шаблон за превключване

Възстановяване на авто-записаната: ?