(het meisje) ____ kleine meisje op de foto hier heet Miranda. ____ lange meisje achter haar is haar zus, Paula. (de jas) Wat vind je van ____ groene jas hier? Hij is veel mooier dan ____ zwarte jas. Kun je ____ week komen? - Nee, ik ben nu heel druk. Maar volgende week kan ik wel! Ik heb in ____ week veel vrije tijd. ____ boek, hier op tafel, is niet heel interessant. ____ boek, in de kast daar, is interessanter. ____ boeken, hier op tafel, zijn oud. ____ boeken, in de kast daar, zijn even oud. (het brood) ____ brood hier is niet zo vers. ____ brood daar is verser. Mevrouw, is ____ boodschappenlijstje daar op de grond van u? ____ aanbieding vind ik leuk. Koop een pak pasta, en krijg het tweede pak pasta gratis. ____ toetje hier met chocolade vind ik lekker, ____ toetje daar met citroen niet. ____ eieren daar zijn biologisch. ____ eieren hier zijn goedkoper.

IBL TT1A NL - hfst 16 - aanwijzend vnw - Dit/dat/deze/die

podle

Výsledková tabule/Žebříček

Vizuální styl

Možnosti

Přepnout šablonu

Obnovit automatické uložení: ?