1) Heb je een balkon of een tuin? 2) Woon je in een huis of een flat? 3) Heb je een schuur? 4) Hoeveel slaapkamers heeft je huis? 5) Is je woonkamer groot of klein? 6) Is je badkamer boven of beneden? 7) Waar is je wc? 8) Heb je een zolder? 9) Hoeveel stoelen heb je? 10) Heb je een fiets? 11) Hoeveel lampen heeft je woonkamer? 12) Wat is de derde maand van het jaar? 13) Wat is de achtste maand van het jaar? 14) Wat is de negende letter van het alfabet? 15) Ben jij blij met je huis? 16) Waar staat de bank in je huis? 17) Waar staat de tafel? 18) Waar staat de televisie? 19) Hoeveel kasten heb je? 20) Welke meubels staan in je slaapkamer? 21) Heb je een bad? 22) Hoeveel lampen heb je in je woonkamer?

Taalcompleet thema 3 wonen - A1 - spreken -

Výsledková tabule/Žebříček

Vizuální styl

Možnosti

Přepnout šablonu

Obnovit automatické uložení: ?