tegenwoordige tijd: jullie lopen, zij fietsen, hij vindt, zij praten, hij zweeft, jullie melden, het sneeuwt, zij heeft, ik mag, hij houdt, verleden tijd: ik las, zij praatten, hij hield, jullie meldden, jij zwom, ik pakte, wij hadden, zij mocht, zij fietsten, jij reed,

Les 19 Groep 7/8 tt en vt

podle

Výsledková tabule/Žebříček

Vizuální styl

Možnosti

Přepnout šablonu

Obnovit automatické uložení: ?