1) Wat is de persoonsvorm in de zin: Olaf en Zoya gingen naar het zwembad. a) Olaf en Zoya b) gingen c) naar d) het zwembad 2) Wat is de persoonsvorm in de zin: Mijn zusje was gisteren jarig a) was b) gisteren c) jarig d) mijn zusje 3) Wat is de persoonsvorm in deze zin: Onze kat en hond zijn geen goede vrienden a) zijn b) Onze kat en hond c) geen d) goede vrienden 4) Wat is de persoonsvorm in deze zin: Mark moet morgen weer naar het ziekenhuis a) Mark b) moet c) weer d) naar e) het ziekenhuis 5) Wat is de persoonsvorm in deze zin: Hij is altijd aardig. a) hij b) is c) altijd d) aardig 6) Wat is de persoonsvorm in deze zin: Mijn idee is een groot succes geworden. a) mijn idee b) is c) een d) groot succes e) geworden 7) Wat is de persoonsvorm in de zin: Tim krijgt nieuwe schoenen. a) Tim b) krijgt c) nieuwe schoenen 8) Wat is de persoonsvorm in de zin: Mama zegt dat ik de cake niet te lang moet bakken. a) mama b) zegt c) bakken d) ik e) cake 9) Wat is de persoonsvorm in de zin: Mijn vader zegt dat ik voor het donker thuis moet zijn. a) mijn vader b) zegt c) ik d) zijn 10) Wat is de persoonsvorm in de zin: De postbode fietst hard door de regen. a) de postbode b) fietst c) de regen d) hard

Persoonsvorm zoeken

Bestenliste

Visueller Stil

Einstellungen

Vorlage ändern

Soll die automatisch gespeicherte Aktivität wiederhergestellt werden?