1) Ik koop een nieuwe telefoon, want 2) We bakken vaak pannenkoeken, omdat 3) Ik leer Nederlands, want 4) Hij stuurt een kaartje, als 5) Ik ga met de trein, omdat 6) Ik koop een nieuwe laptop, want 7) Zij draagt een mooie jurk, omdat 8) Ik ben bang, als 9) Ze gaat naar de dokter, omdat 10) Ik ben heel gelukkig, want 11) Ik huur een andere flat, omdat 12) Hij neemt een jas mee, als 13) We hebben een taart gebakken, omdat 14) Zij wordt heel boos, als 15) Ik stuur een appje, want 16) Wanneer gebruik je een bril? 17) Wanneer eet je brood? 18) Waarom eet je een broodje kaas? 19) Waarom gaan ze verhuizen? 20) Waarom heb je een andere auto gekocht? 21) Wanneer rijden de treinen niet op tijd? 22) Waarom zoek je een nieuwe baan ?

TC A2 3.2 omdat als

Κατάταξη

Οπτικό στυλ

Επιλογές

Αλλαγή προτύπου

Επαναφορά αυτόματα αποθηκευμένου: ;