Ik: loop, fiets, rijd, zon, zwem, lig, speel, vaar, vlieg, Jij, hij, zij, het: loopt, fietst, rijdt, zont, zwemt, ligt, speelt, vaart, vliegt, Wij, jullie, zij: lopen, fietsen, rijden, zonnen, zwemmen, liggen, spelen, varen, vliegen,

Alfa B - 38, Werkwoorden

Κατάταξη

Οπτικό στυλ

Επιλογές

Αλλαγή προτύπου

Επαναφορά αυτόματα αποθηκευμένου: ;