1) Ik verhuiste vorig jaar naar Rotterdam a) goed b) fout 2) Ging jij vroeger elke dag naar school? a) goed b) fout 3) Wij haden thuis weinig geld a) goed b) fout 4) Waarom schamde jij je voor je fouten?  a) goed b) fout 5) Hij betaalden de rekening op tijd a) goed b) fout 6) Iedereen gingen vroeger naar het park om te wandelen. a) goed b) fout 7) De cursisten haalde het examen B1 a) goed b) fout 8) Daarom waren alle cursisten erg blij! a) goed b) fout 9) 's Avonds virden ze thuis een feestje met muziek a) goed b) fout 10) Vorig jaar schreef ze zich in voor een taalcursus B2 a) goed b) fout 11) Omdat ik jarig ben, heb ik een taart gebakken a) goed b) fout 12) De docent heeft een vraag gestelt. a) goed b) fout 13) Ik ben benieuwd waar jij vroeger wonde.  a) goed b) fout 14) Ik wilde haar verrassen voor haar verjaardag a) goed b) fout 15) Ik doe mijn vriend een voorstel om te gaan eten a) goed b) fout 16) In 2015 vluchtte mijn familie weg uit mijn land. a) goed b) fout 17) Fietsten jullie gisteren in mijn straat? a) goed b) fout 18) De cursisten antwoorde vanmorgen niet op de vraag van de docent  a) goed b) fout

Taalcompleet B1 3.6 verleden tijd

por

Tabla de clasificación

Estilo visual

Opciones

Cambiar plantilla

¿Restaurar actividad almacenada automáticamente: ?