haast - Ik kom te laat!! Ik ___ me., haasten - De winkel gaat over 5 minuten dicht. We moeten ons ____., me - De buren hebben harde muziek. Ik erger ___ ., zich - Het is maandag. Anna voelt ___ moe., voelt - De kat slaapt op de bank. Hij ___ zich fijn., ons - We hebben geen huiswerk!! We vervelen ___., je - Wat kijk je boos. Erger je ___?, goed - Wat ziet u er moe uit. Voelt u zich niet ___?,

Tabla de clasificación

Estilo visual

Opciones

Cambiar plantilla

¿Restaurar actividad almacenada automáticamente: ?