1) Het vuur ......... niet meer. a) brand b) brandt c) branden 2) Wij ... in de klas tijdens de pauze. a) blijf b) blijft c) blijven 3) Hij ... elke woensdag na school. a) fiets b) fietst c) fietsen 4) Zij ... altijd te laat. a) kom b) komt c) komen 5) Hij ... een mooi lied.. a) zing b) zingt c) zingen 6) Wij ... naar de leerkracht. a) luisteren b) luister c) luistert 7) Hij ... elke dag naar zijn vriendin.   a) belt b) bellen c) bel 8) De jongens ... in de tuin. a) voetbal b) voetbalt c) voetballen 9) Jij .... de deur dicht. a) doe b) doet c) doen 10) De jongens ..... elke zaterdag. a) zwem b) zwemt c) zwemmen 11) De kapper ... niet op zondag. a) werk b) werkt c) werken 12) Ali ... elke avond om 11 uur in bed. a) lig b) ligt c) liggen 13) Morgen ... de les om 12 uur. a) stop b) stoppen c) stopt 14) Ik ........ dat het mooi weer wordt. a) denk b) denkt c) denken 15) Mijn kinderen .......tot 10:00 uur. a) slaap b) slaapt c) slapen

CBE BOW NT2 M1S1 werkwoorden

Tulostaulu

Visuaalinen tyyli

Vaihtoehdot

Vaihda mallia

Säilytetäänkö automaattisesti tallennettu tehtävä ?